Fronnie Biesma
Onderzoeken, vernieuwen, ruimte maken, dat is waar ik van hou en wat ik graag doe. Of dat nu is als ondernemer, pionier, bestuurder, verhalenvanger of filosoof. Een groot deel van mijn werkend leven speelt zich af in en rond asielzoekerscentra en mensen op de vlucht. Ik hang graag rond en werk vaak samen met kunstenaars, musici, theatermakers. In alles wat ik doe staat rechtvaardigheid en de vraag of we recht doen aan elkaar en de wereld tussen ons centraal. De laatste jaren faciliteer ik vooral socratische gesprekken waarin wordt onderzocht wat steekt, schuurt, verwart, verdeelt in de dagelijkse werkelijkheid. Het draait ook daar eigenlijk altijd om recht doen aan elkaar, aan principes, moraal, jezelf, de aarde, de wereld.
Fronnie Biesma
fronnie.biesma@gmail.com
06 52 042 394
13/14 maart – 27/28 maart – 3/4 april
Soms steekt, verrast of verwart ‘iets’ wat je meemaakte in de wereld je zo dat je daar aan en over blijft denken. Gedachten en vragen die je niet loslaten en waar je wel eens bij stil wil blijven staan om die te onderzoeken. Dat kan 24 uur lang op een heel mooi plekje aan het water in Friesland van waaruit je lange wandelingen of fietstochten kan maken.
Tijdens die 24 uur vindt twee keer een filosofisch gesprek plaats. In het eerste gesprek scherpen we de vraag en de recente gebeurtenis aan. In het tweede gesprek onderzoeken we de gedachten daarover.
Hoe het werkt
Aankomst 10.00 uur. Om 11.00 uur check ik in voor het eerste gesprek, luister, stel vragen en om 12.00 uur ligt er een vraag waarmee je, wandelend, tekenend, schrijvend, of op een andere manier die voor jou het beste werkt, aan de slag kan. We spreken af wanneer we elkaar weer ontmoeten voor het tweede filosofische gesprek.
Na dat gesprek neem je de tijd om schrijvend, tekenend of schilderend iets mee terug te nemen over wat je te doen staat. De volgende dag vertrek je voor 12.00 uur. Zo eenvoudig kan het zijn.
Info
Het verblijf is in het voorhuis van een oude boerderij in het dorp aan het water.
Er kan in overleg ook een groep van maximum vier personen worden gefaciliteerd.
Voor 1 persoon 500 euro incl. BTW. (voor iedere persoon extra wordt 150 euro p.p. in rekening gebracht).
Heb je nog vragen of wil je je aanmelden? Stuur een mailtje naar fronnie.biesma@gmail.com.
“Fronnie (Filosoof) is heel bedreven in het scherp krijgen van je vraag.
In de loop van de 24 uur veranderde mijn perspectief en daarmee ook de antwoorden. Dankzij haar was de uitkomst verrassend. Maar vooral het proces is fijn: Je blijft niet ronddwalen in je eigen platgetreden denkpaden maar komt echt een stapje verder.“
“Het was in één woord: heerlijk. Iets om jezelf te gunnen.
Prettig diepgravend, goede balans tussen zelf denken, samen denken en de mogelijkheid om lekker te bewegen als je daar tussendoor zin in hebt. De gesprekken met Fronnie bij de start en op het door mij gekozen tweede tijdstip leverden een sprong in het denken op. Zeker als je al langer met een vraag rondloopt, is dat heel fijn, hup, uit je eigen denkkringetje. Het heeft mij verheldering gebracht waar ik nog wel even op door kan.“
Toen ik een vriend van mij vertelde dat ik filosofie wilde gaan studeren, pakte hij zijn laptop en opende websites van vrouwelijke coaches op leeftijd. Van die websites met foto’s van kiezelstenen, een ondergaande zon, een open plek in het bos en dikwijls nogal zweverige teksten. Filosoof leek hem ook zo’n beroep dat je op je kaartje, website of een bordje op je voordeur vermeldt, ook als je geen enkele opleiding in die richting hebt afgerond. Hij keek me aan: ‘Dat ga je dus niet doen.’ Maar ik deed het wel. Misschien omdat ik me het verhaal van een – toen in mijn ogen – stokoude en wijze vrouw ben blijven herinneren. ‘Voor de troepen uitlopen doe ik al even niet meer’ vertelde ze. Ze liep in deze levensfase liever mee- of tegendenkend achter de troepen aan. Dat is waarom ik een master filosofie en opleidingen tot praktisch filosoof volgde. Het verschil tussen een filosoof en een praktisch filosoof is dat de laatste faciliteert dat mensen hardop samen nadenken en die gedachten kritisch onderzoeken.
Je vriendin verraden
Voor de opleiding Filosoferen met Kinderen en Jongeren had ik een stageplek nodig. Een filosofiejuf op een gymnasium reageerde, omdat ze op zoek was naar iemand die leerlingen in de vierde klas kon leren zelf socratische gesprekken te begeleiden. Of ik dat zou willen doen? Zo stond ik op een ochtend in een lokaal. De leerlingen kwamen binnen; ik stelde me voor; checkte wat ze wisten over Socrates, en ik legde uit dat we voor een socratisch gesprek een vraag nodig hebben en een recente gebeurtenis waaruit die vraag voortgekomen is. Op de vraag of iemand recent iets had meegemaakt wat diegene verwarde en bezig bleef houden, antwoordde Petra meteen.
Petra: ‘Vanochtend zoende ik in de fietsenstalling het vriendje van mijn allerbeste vriendin.’
FB: ‘Oké dat is dus een gebeurtenis en wat is de vraag?’
Petra: ‘Mag je je allerbeste vriendin verraden?’
Ik schreef de vraag op het bord en legde de twee spelregels uit die ik altijd gebruik. Als je iets wil zeggen, doe je kort je hand omhoog. Als je ziet dat de gespreksleider je heeft opgemerkt, doe je je hand weer omlaag. Je komt aan het woord, maar misschien niet op dat moment. De tweede regel is dat je als je aan het woord bent eerst letterlijk herhaalt waar je op reageert en waarom je het daarmee oneens bent. Dus als Jan bijvoorbeeld zegt dat alle filosofen softies zijn, dan ben ik het daarmee oneens, omdat Fronnie geen softie is.
Die herhaal-regel leende ik van Catherine McCall, een van de grondleggers van het filosoferen met kinderen. Ze ontwikkelde de CoPi-methode die ervoor zorgt dat een groep kinderen zich kan ontwikkelen tot een ‘filosofische onderzoeksgemeenschap’ (een Community of Philosophical Inquiry). De structuur en regels zorgen ervoor dat wat gedacht wordt belangrijker is dan van wie die gedachte is. Daarom krijgen kinderen soms tijdens het filosofisch gesprek een andere naam. De herhaal-regel dwingt een argument af, zodat de kinderen leren samen hardop na te denken.
FB: ‘Kunnen jullie, alsof jullie naar een film kijken, zien wat er vanochtend in de fietsenstalling is gebeurd, of hebben jullie nog vragen aan Petra?’
Gegiechel, gelach, geroep: ‘Met wie, was het lekker?’
Petra: ‘Ja duh.’
FB: ‘De vraag was wat je moet weten om het als in een film voor je te kunnen zien.
De leerlingen vragen: Waar stonden jullie, konden anderen het zien, hoelang duurde het precies, wie begon er, hoe begon het, zeiden jullie ook iets, hadden jullie dat al vaker gedaan?
FB: Nu we voor ons kunnen zien wat er is gebeurd starten we het filosofisch onderzoek naar principes of waarden die op het spel zijn. Dus Petra, waarom noem je het zoenen van het vriendje van je beste vriendin verraad?’
Petra: ‘Omdat ik wist dat ik stiekem iets deed wat zij niet leuk zou vinden.’
Jan steekt zijn hand op: ‘Als ik nu stiekem een hele vieze scheet laat, is dat dan verraad?’
FB steekt haar hand op, kijkt Jan aan: ‘Dus als Petra zegt dat …’
Jan: ‘Dan hoeft het voor mij niet meer.’
FB: ‘Iemand anders die Petra kan herhalen?’
De frustratie van Jan is niet uniek. Die komt veel vaker voor. Het is anno nu gebruikelijker en ook makkelijker om te roepen wat jij ergens van vindt dan samen hardop na te denken. Het zijn ‘egomomentjes’ die het samen nadenken verstoren. Om die reden negeer ik de frustratie van Jan.
Farida: ‘Als Petra zegt dat stiekem iets doen wat iemand anders niet leuk gaat vinden verraad is, dan wil ik Jan vragen of stiekem een scheet laten ook verraad is.’
FB: ‘Dank je wel Farida. Iemand?’
Er valt een lange stilte. Ook die komen vaker voor. En ook die laat ik voor wat ze zijn. Aan stilte wennen is zo gek nog niet.
Ahmed doorbreekt de stilte: ‘Als Jan vraagt of stiekem een scheet laten ook verraad is, dan antwoord ik nee. Dus dan betekent verraad niet dat je iets doet wat iemand anders niet leuk vindt.’
Hans stuitert al een tijdje op zijn stoel, en doet steeds opnieuw zijn hand omhoog tot ik hem het woord geef.
Hans: ‘Petra heeft haar vriendschap verraden, niet haar vriendin.’
FB: Als Petra …
Hans:’ Als Petra zegt dat stiekem iets doen wat iemand niet leuk gaat vinden, verraad is, dan vraag ik of Petra haar vriendin of iets anders verraden heeft.’
FB: ‘Is je vraag of Petra haar vriendschap verraden heeft? Of is je vraag of Petra iets anders dan haar vriendin verraden heeft?’
Hans deed eerst een bewering. Daarna maakte hij daar een vraag van en daarna een open vraag. In een gesprek kun je natuurlijk altijd een andere richting in slaan, als het dan maar duidelijk is in welke richting.
Ahmed: ‘Als Hans vraagt of Petra haar vriendin of vriendschap of iets anders verraden heeft, dan denk ik dat iets pas verraad is als je iets hebt beloofd en je je niet aan die belofte houdt.’
FB: ‘Het is bijna tijd. We ronden voor vandaag af.’
De leerlingen oefenden de weken daarna als gespreksleider. Ze evalueerden zelf de oefengesprekken waarbij twee leerlingen buiten de cirkel het gesprek observeerden. Daarna gaven ze feedback over de argumentatie en het al dan niet volgen van de spelregels.
Voor deze stage bedacht ik de twee eenvoudige regels die ik daarna altijd ben blijven gebruiken. De hand-op-steek-regel zorgt ervoor dat deelnemers zich gezien weten. Door de herhaal-regel wordt iedereen ook echt gehoord. De deelnemers bevragen daardoor elkaar. Als ik met groepen kinderen of volwassenen filosofeer, ben ik eerder een spelleider die de regels bewaakt dan een gespreksleider die de vragen stelt. Daar word ik soms onzeker van, want moet ik niet als een Socrates mensen als een horzel voortdurend lastigvallen met vragen als ‘hoezo’, ‘dus’, ‘want’?
Ik besteed wel veel tijd aan het schoon en mooi maken van de ruimte waarin gefilosofeerd gaat worden. Zo markeer ik dat de gewone gang van zaken doorbroken wordt voor een hardop-samen-nadenken time-out. Geïnspireerd door de filosofe Hannah Arendt noem ik zo’n time-out een tussenruimte. In de wereld die tussen ons is heeft ieder mens een andere plek en dus ook een ander perspectief op wat er gaande is die wereld. Als mensen samen komen om ervaringen en denkbeelden te onderzoeken bouwen ze met elkaar een tussenruimte.
Waar komt pech vandaan?
Zo’n tussenruimte moet een plek zijn waar deelnemers aan het gesprek zich op hun gemak voelen. Ook om die reden besteed ik aandacht aan de ruimte waarin het gesprek gevoerd gaat worden. Die aandacht was gezien de groep jongeren in de Jeugdzorg waarmee ik een gesprek voerde en vooral de casus die ze hadden gekozen essentieel. Het gespreksonderwerp was pech, als casus kozen ze zelfmoord. Hoe komt het dat sommige mensen nooit en andere veel pech hebben? Waar komt die pech eigenlijk vandaan? De weken daarvoor had ik die laatste vraag ook met kinderen op een basisschool onderzocht. Zij ontdekten drie pechbronnen. Het kan je eigen schuld zijn, wordt veroorzaakt door een systeem als de school of het komt door een God of het lot.
Voor de jongeren in de Jeugdzorg had ik daarom drie doosjes klaargezet en op elk doosje een van de bronnen geschreven. Ik vroeg de jongeren even na te denken over een pechgeval waarmee ze de laatste twee maanden te maken hadden en dat in trefwoorden op de voorkant van een blaadje te noteren. Op de achterkant vroeg ik ze hun argumenten daarvoor te noteren. Hun briefje deden ze in een van de drie doosjes. In alle drie de doosjes was een briefje met daarop ‘zelfmoord’, het voorbeeld dat ze kozen. Dat betekent dat zelfmoord je eigen schuld is, want je pleegt het zelf, of het kan veroorzaakt zijn door opvoeding (systeem) als ouders niet zorgen voor hun kinderen, of het lot of God heeft iemand een leven gegeven dat niet meer te dragen is.
‘In de afgelopen maand hebben twee vrienden van mij zelfmoord gepleegd. Dat is pech voor mij. En zij hadden pech, omdat ze op de wachtlijst voor de jeugdzorg stonden’, vertelde een deelnemer.
Iemand reageerde. ‘Als jij dat zegt, ben ik het niet helemaal met je eens, want ik denk dat het hersensysteem dan ook faalt.’ Anderen noemden als oorzaken armoede, verslaving en criminaliteit wat ze ‘het opgroei-systeem’ noemden. Met grote letters schreef ik op het bord ‘het familiesysteem’, want ze hadden samen ontdekt dat dat de bron van alle andere problemen was.
Uit dit voorbeeld lijkt het eenvoudig om een filosofische tussenruimte te bouwen. Markeer de tussenruimte, pas de twee regels van het spel toe en bewaak die. Maar soms gaat het ook gewoon mis.
Lisa: ‘Ik hoef niet te doen wat jij zegt.’
FB: ‘Want?’
Lisa: ‘Ik zit met mijn hand omhoog, maar je ziet me niet eens.’
FB: ‘Is dat pech?’
Lisa: ‘Voor jou ja.’
FB: ‘Want?’
Lisa: ‘Ik moet je niet meer!’
FB: ‘Dus?’
Lisa: ‘Ik doe niet meer mee.’
FB: ‘Waarom noem je dat pech?
Lisa: ‘Ik ga nu weg.’
Stampvoetend liep ze weg. Ik had haar niet ‘gezien’ en gefaald. Mensen zien en horen vraagt letterlijk alle aandacht. En dat vraagt er om zelf niet mee- of tegen te denken. Dat noem ik ‘uitstaan’. Ik ervaar het vinden van die tussenruimte in mijzelf als het moeilijkst en het mooist van de praktische filosofie.
‘We kunnen steeds opnieuw beginnen’, schreef Hannah Arendt in haar boek Totalitarisme. Tegelijkertijd kan het bouwen aan tussenruimtes waar we de wereld tussen ons samen hardop nadenkend onderzoeken zo’n nieuw begin zijn van onze krakende democratieën. Dus laten we dat doen. In de klas en aan zoveel mogelijk andere tafels.
Uit ‘In gesprek’.
Een uitgave ter gelegenheid van het 35-jarig bestaan van de Vereniging van Filosofen in de Praktijk. Leusden. Februari 2025