Ondertussen

Wereldwijd zijn 60 miljoen mensen op de vlucht, onderweg naar ergens waar het veilig is. En wereldwijd worden vluchtelingen in eerste instantie opgevangen in kampen. Plekken die ontstaan of gebouwd worden en nauwelijks tot geen deel uitmaken van de omgeving. Dat is zo in de enorme vluchtelingenkampen buiten en aan de grenzen van Europa maar ook in en rond de asielzoekerscentra (azc’s) in een klein land als Nederland.

Bij het ontwerp en bij de inrichting van die kampen en azc’s is noodhulp de drijfveer om een tijdelijke voorziening te bouwen. Vanuit de ontvangende samenleving worden voorzieningen geboden aan de ‘samenleving van vluchtelingen’. Die tijdelijkheid groeit meestal uit tot een langdurige aanwezigheid. En zo groeien er twee gemeenschappen die niet van elkaar profiteren en die niet samen bijdragen aan een groter geheel.


  • Wij, de anderen en het principe van onvolledigheid

    Door Fronnie Biesma –

    Identiteit, alteriteit, wie ben ik, wie is de ander, de anderen. Bij welk wij hoor ik eigenlijk of wil ik horen? Het zijn vragen die me bezighouden sinds ik werkend in de wereld van asielzoekerscentra, mensenrechten, kunst en mensen op de vlucht terecht kwam. ‘Diversiteit bevorderen’, ‘inclusief werken’, hoe moet dat dan precies? Omgaan met diversiteit vind ik geen makkelijk ding omdat ik ervaar dat het er vooral gaat om aan mijn eigen vanzelfsprekendheden, gegevenheden en wortels te rommelen. Als ik welkom zeg, doe ik dat vanuit een binnen dat blijkbaar van mij is en waar de ander onder voorwaarde ook mag zijn. Mensen worden boos als ik vraag wie in het ‘welkom  vluchtelingen’-initiatief de sleutel van de voordeur heeft, of wie salaris krijgt en wie een vrijwilligersvergoeding. Zo zijn er mensen die ooit of recent zijn gevlucht, en anderen die dat (nog) niet zijn en meestal hebben die, zoals ik, de voordeursleutel. 

    Een schrijver-politicoloog is ooit uit Congo naar Nederland gevlucht. Hij wordt geïnterviewd door een krant na de wereldwijde BLM-protesten (*1). Als tiener in zijn geboorteland geloofde hij in het belang van natiestaten; het idee dat mensen in een land en een afgebakende politieke gemeenschap thuishoren, daaraan trouw moeten blijven en in investeren. Hij is dat anders gaan zien na zijn vlucht en noemt dat nu ‘worteldenken’: mensen als planten, verbonden in een vaste grond. Nederland – dat nu zijn thuis is – is net als zijn geboorteland in feite een construct, en dus pleit hij voor solidariteit gebaseerd op relaties en ervaringen ongeacht waar iemand vandaan komt. Omdat we nu in een andere wereld leven dan in de zeventiende en de negentiende eeuw waarin de natiestaten hun oorsprong vonden. Ingebeelde gemeenschappen van mensen. De filosoof Willen Schinkel noemt dat ‘de kraal’: in de geschiedenis van de mens is heel lang geleden iemand gaan tellen, en streepjes gaan krassen in een rots; en toen gaan administreren, ordenen en verdelen in omgrensde kralen; en sinds die tijd circuleren geld, dingen, mensen georganiseerd in en tussen kralen (*2).

    We delen in, we ordenen, focussen. Zo zitten wij mensen nu eenmaal in elkaar.

    Als we kijken richt onze blik zich, doen we dat niet dan zien we een chaos aan kleuren en vormen. We zien wat we al kennen. We herkennen. De blik of het perspectief van de natiestaat, het volk, de cultuur, iets waar je in geworteld bent en waar je identiteit aan verbonden is,  is een blik vanuit de kraal, het perspectief vanuit een omgrensde gemeenschap waar iets van buiten naar binnen komt. Toenemende diversiteit, het nieuwe en het andere dat we moeten integreren. Maar op mondiaal niveau is er natuurlijk geen toename van diversiteit. Mensen trokken altijd al over op de aarde. Wie zijn leven moet redden loopt ook anno nu over bergen en grenzen, vaart over zeeën tot waar het veilig is.

    Tot een omgrensde kraal die hem, haar, het, hen binnenlaat. De wereld als dat mensending dat is opgedeeld in landen, volken en culturen of de wereld als dat gegeven natuurding, de aarde waarop het leven zoals dat van mensen woekert. Vanuit dat tweede perspectief zijn we dus niet echt opgesloten in de kralen. Zelfs als mensen daarin circuleren woekeren ze ook ergens, als ze lief hebben, studeren, spelen, zorgen, etcetera. De mens is nooit volledig, altijd wordend, uitstaand, woekerende expressie. Vanuit het aarde-perspectief zijn we altijd al verweven met alles en iedereen die woekert. Dan hebben we geen positie, dan worden we in compositie. Het principe van onvolledigheid ontdekte Cedric Robinson bij de Togo in Ghana als een van de Afrikaanse denk-bronnen(*3).

    Als er geen geheel is dat uit delen bestaat maar alles eerder verweven en wordend is, is dan is er dus ook geen integratie, of inclusie want iedereen is er altijd al in onvolledigheid, verweven en complementair.

    Dat is een andere blik op dezelfde werkelijkheid, zoals in de tekeningen waar je als je net even anders kijkt ook iets anders ziet.

    *1 Magendane, K. ‘De natiestaat is een achterhaalde constructie’, Volkskrant, 27 juni 2020
    *2 Schinkel, W. en van Reekum, R. 2019 Theorie van de Kraal, Boom
    *3 Cedric Robinson (1940 – 2016) was professor aan de afdeling Black Studie en de afdeling Politicologie aan de Universiteit van Californië, Santa Barbara; en directeur van het centrum voor ‘Black Studies Research’.

    Gepubliceerd door De Refugee Academy, een van de expertiselabs van het Institute for Societal Resilience van de Vrije Universiteit Amsterdam.

  • De kracht van een alternatief verhaal en het concept van ‘de ander’

    Door Fronnie Biesma –

    Het verfrissend leesbare en toegankelijke rapport De kracht van een alternatief verhaal van de Refugee Academy (VU) verscheen na een intensief onderzoeksproces. De burgerinitiatieven – die na 2015 rond de zogenoemde vluchtelingencrisis ontstonden – participeerden actief. Wat is er geleerd en wat is de waarde van die spontane initiatieven in de samenleving in de opvang van en omgang met de mensen op de vlucht. Het draait in het rapport om inclusie als dynamisch proces van worden en steeds anders worden. Het concept van alteriteit, het anders zijn van de ander staat centraal. Het wordt omschreven als een dans, leiden en volgen, steeds op zoek naar het vorm geven van je eigen rol in relatie tot de ander. De filosoof Levinas is de inspiratiebron. Tijdens een bespreking van het concept vertelde iemand dat ze steeds vergat om het zo te doen als ze in gesprek was met een van de deelnemers aan het project. Die opmerking bleef me bij.

    Ondertussen volg ik de master filosofie van cultuur en bestuur aan de VU. Ruw en ongenuanceerd kan gesteld worden dat die master zich aan de andere, meer conservatieve kant van het politieke spectrum bevindt dan de Refugee Academy. Er staan andere denkers centraal. Als filosoof in wording leer ik het daardoor uithouden in veel denk perspectieven. Wat zich binnen in mij naast elkaar verdraagt roept buiten mij minder boosheid op en ervaar ik als een houding die mij helpt in deze gepolariseerde tijd. Denkend dansen. Minder scherp. Wel effectiever.

    Als filosoof met een hartstochtelijke liefde voor Hannah Arendt, is ook Emmanuel Levinas me dierbaar. Twee filosofen voor wie het urgent was na de ervaring van de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog – oog in oog met het menselijk vermogen elkaar te vernietigen – een mogelijke uitweg naar een ander filosofisch mensbeeld te formuleren. Dat is in het huidige Europa waar we mensen op de vlucht laten verdrinken en verdwijnen weer hoogst actueel. De vraag is vooral waarom het grootste deel van de mensen in Europa, net als toen, blind zijn voor wat aan onze grenzen gebeurt.

    Het werk van beide denkers staat op zichzelf maar tegelijkertijd wijzen ze beiden het idee af dat de meest wezenlijke ervaring van de mens te vinden is in eenheid met een God of in het Zijn zelf. Voor Levinas is de eerste en diepste ontmoeting, die ons onszelf laat ervaren, die met een ander mens. Die ontmoeting breekt ons uit ons subject-individuele zijn. Dat is dus geen dans of een mogelijke rol die je kunt innemen ten opzichte van een ander mens. Als we de ander echt in de ogen kijken lezen we de opdracht ‘dood mij niet’. Dat is niet iets wat je kan vergeten. Het is een ethos – een bestendige houding – waarin je de wereld zo kunt ervaren.

    Er zijn in Nederland zo’n honderdvijftig mensen die nu al een jaar actief protesteren tegen wat aan onze grenzen gebeurt en deelnemen aan alle verschillende burgerinitiatieven. Een van hen vertelde me: ‘we kennen elkaar omdat we allemaal in kamp Moria op Lesbos hebben gewerkt’. Daar begint het besef dat dat precies het verschil is tussen hen en de ‘blinden’. Zij waren eten uitdelend, medisch handelend, bewegend, ontmoetend, handelend aanwezig. Het in de ogen kijken van iemand die je geen hoop wil geven omdat dat niet eerlijk zou zijn, en tegelijkertijd innerlijk weten dat het een gruwelijk besluit is. Het dodelijk geweld aan de grenzen van Europa gaat niet veranderen als we geen ruimte kunnen maken, niet echt delen, stiekem onze privileges blijven koesteren.

    Het gaat niet zozeer om het rationele besef onderdeel te zijn van een uitsluitend systeem, hoewel die ontmaskering vast wel het begin kan zijn van een duizelingwekkend besef. De uitweg voor ons, ‘wij’ die al generaties lang Europeanen zijn, is er misschien alleen in het daadwerkelijk in vrijheid ruimte, materie en positie kunnen delen.

    ‘Dood mij niet’ is de opdracht die Levinas formuleert. ‘Laat mij mijn hoop op een menswaardig bestaan als dat van jou’ is een lastiger opdracht, want die vraagt om concreet positie, ruimte en geld te delen in het dagelijks leven en werken met elkaar.

    Gepubliceerd door De Refugee Academy, een van de expertiselabs van het Institute for Societal Resilience van de Vrije Universiteit Amsterdam.