Blog

Een ode aan een asielzoekerscentrum

24 april 2018,   By ,   0 Comments

Door George Tobal –

“Een mens heeft zijn lot niet in de hand, maar bepaalt wel de manier waarop hij op de gebeurtenissen reageert. Gezondheid, maatschappelijk aanzien, rijkdom: maak je er niet druk om, maar neem het zoals het komt. Die levenshouding leidt tot volmaakte vrijheid en geluk.”

Filosofisch, Toch? Ook mooi in essentie.

Een koude decemberochtend. Uit mijn 1200 euro laptop klinkt de onheilspellend Requiem van Verdi. Ik kijk uit het raam en bekijk hoe de bomen zich van hun blaadjes ontkleden.
Voor me staat een lege fles whisky van gisterenavond. Nee, het was geen gezellig feestje. Meer een eenzame viering van mijn lege vrijheid. Ik vraag me af of mijn donkere gemoedstoestand een resultaat is van de kater, of is het de muziek die het beïnvloedt.

Ik kan het niet bedwingen, maar af en toe wellen mijn herinneringen over het asielzoekerscentrum, waar ik 11 jaar lang heb gewoond, op.
Ik was gelukkig. Gek… Altijd heb ik beweerd dat het daar verschrikkelijk was. Dat dat grote veld vol met caravans, midden in het bos, weg van de stad, weg de maatschappij, de bron van veel ellende in mijn leven, en in het leven van velen zoals ik, is.

Waarom mis ik het zo? Waarom heb ik het gevoel dat ik daar thuis hoor?
Is het omdat gezondheid, maatschappelijk aanzien en rijkdom daar niet belangrijk waren. Er waren geen eerste klas asielzoekers, geen elite vluchtelingen waarvoor de kamers mooier waren ingericht. Iedereen en alles was hetzelfde. Een communistisch systeem kun je zeggen.
De dictator was het IND. Iedereen had dezelfde kamers. kreeg hetzelfde en deed hetzelfde: Wachten op een verblijfsvergunning.

Ik woon nu in Haarlem, op 5 min afstand van de stadsschouwburg, een mini cooper voor de deur, een hoog plafond huis. Maar ik mis het azc.

Ik mis de Afrikaan die een krat bier kocht van de Aldi en die vervolgens voor een paar cent meer doorverkocht aan de bewoners.
Ik mis de Iraniër die opium rookte om zijn chronische pijn, door de martelingen in Iran te onderdrukken.
Ik mis de Armeen die illegale sigaretten verkocht voor 1,50 euro.

We waren jong, maar echt jong. Pubertijd jong. We gingen zwemmen om een leuk meisje te ontmoeten in het zwembad.
We zwommen, versierden meisjes, vochten in de regen, stalen koekjes, scholden uit en werden nageroepen dat we naar ons eigen land terug moesten.
We kochten stiekem bier en fantaseerden hoe het zou zijn als we uit deze hel kwamen. We leefden. We genoten van onze gesloten vrijheid.

Nu is iedereen weg. Iedereen heeft een huis in de stad, een auto voor de deur en een 1200 euro laptop.
Van ons thuis is niets overgebleven. Er is namelijk op de plaats van het azc een golfbaan gebouwd. Waar eersteklas mensen met ballen spelen.

Ons thuis is weg.
Mijn vriend Samen Amini zegt: “Je kan een kind uit een azc halen maar je haalt het azc nooit uit een kind.”
HA. Daar heb je gelijk in mijn vriend!!!!


Berichten